Een man, die regelmatig bij ons langskomt in de tent van Thuisfront, schrijft af en toe een gedicht voor zijn vrouw die hij bezoekt in het PCB.
verwacht
Het was lente in de stad
ik had jou er verwacht.
Ik rij er rond met de fiets,
naar nergens en niets.
Het gaat niet vooruit,
zonder het horen van je stem
sta ik steeds in de rem.
zonder het horen van je stem
sta ik steeds in de rem.
Het was lente in de stad.
Toch had ik het koud zonder jou.
Ik denk niet dat ik me heb vergist,
wanneer ik zeg er is een hele stad die jou mist.
Ik rij verder rond in het niet,
alleen met mijn verdriet.
Wanneer kom je terug,
de stad en ik verwachten je vlug.
de liefde
De liefde is mooi,
ze schijnt zelfs in het Nederlandse ‘t Gooi.
Van achter het glas tot over de grote plas.
Van Brugge tot Heule en terug,
Het gaat zonder loopbrug.
je komt haar overal tegen,
ze vloeit via alle wegen.
De liefde is mooi,
mooier dan het krijgen van een fooi.
Het is een goedaardige kwaal,
waarin ik voor jou graag verdwaal.
Zelfs in de gevangenis heeft ze betekenis.
Soms is ze hard maar haar doel is jouw hart.